Iedere maand een nieuw lesidee bij het boek SPUL: een indrukwekkende beeldatlas met meer dan 15.000 archeologische vondsten die zijn gedaan tijdens de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Alle Amsterdamse scholen kregen afgelopen jaar het boek cadeau en wij stuurden alle scholen een lesbrief.
Deze keer een lesidee bij pagina 514-517 van het boek. Wil je het lesidee printen om het voor in het boek te bewaren? Download het hier. Veel plezier!
Haren
Op de pagina’s van SPUL staan allemaal kammetjes en andere producten die met haren te maken hebben. Samen met de klas kun je de kammetjes en de bladzijdes in het boek bekijken. Welke kleuren hebben ze? Hoe vies zijn ze? Hoe fijn zijn ze? Wie heeft er thuis een kam? Hoe ziet die eruit?
Vragen die goed werken om het gesprek met alle kinderen op gang te helpen:
- Waar liggen bij jou thuis de spullen die jullie gebruiken voor je haar?
- Wie van jouw familieleden is heel ijdel over zijn haar?
- Wie is er laatst naar de kapper geweest? Wat heb je toen laten doen? Was het moeilijk om stil te zitten?
- Wie gaat er nooit naar de kapper maar laat zijn haar door iemand anders knippen? Wie heeft er wel eens zelf haar geknipt?
- Wie heeft er een hekel aan haren wassen? En wie vind het fijn? Hoe komt dat?
- Wie heeft er wel eens klitten in zijn haar? Wat gebeurt er dan?
- Wie heeft er wel eens luizen gehad? Wat gebeurt er dan?
- Wie heeft zijn kapsel wel eens veranderd? Waarom? Wat zeiden andere mensen?
- Wie heeft er wel eens wat op zijn haren? Een pet, een hoofddoek, een muts? Wanneer zet je dat op?
- Wie heeft er wel eens een haar in zijn eten gehad?
- Wie vindt het leuk om met zijn haar te spelen?
Werkvorm om iedereen aan het begin van het gesprek even aan het woord te laten: een snelle ronde
Eerst vormt de groep een kring. De leerkracht noemt elke keer een bepaalde categorie kinderen die in de kring mogen komen: kinderen met krullen, kinderen met dik haar, dun haar, los haar, staart, gel, etc. Welke categorieën je noemt, hangt af van de kinderen in de groep en de variaties in hun haar.
Als iedereen zit, vertelt elk kind iets korts persoonlijks. Iets kleins waar je niet lang over na hoeft te denken.
Belangrijke criteria voor een goed onderwerp:
- Je hoeft er niet lang over na te denken
- Iedereen kan er iets over zeggen
- Wat iedereen zegt is verschillend of grotendeels verschillend (anders wordt het saai…)
Van de bovenstaande vragen is de eerste vraag ‘Waar liggen bij jou thuis de spullen die jullie gebruiken voor je haar?’ het meest geschikt voor een snelle ronde.
En hoe verder?
Met bovenstaande vragen en werkvorm over haren werk je met de leerlingen onder andere aan mondelinge taalvaardigheid. Tijdens het gesprek komen leerlingen op verhaaltjes. Je kunt ze vragen een verhaaltje/situatie naar keuze te laten tekenen (taaltekening). In tweetallen kunnen ze hun verhaal aan de hand van de tekening vertellen en verduidelijken. Daarna zou je iedereen kunnen vragen het verhaaltje dat ze net verteld hebben op te schrijven. Zo werk je aan verschillende taaldoelen.
En als je dit kringgesprek zou willen gebruiken als start van een geschiedenisles, kun je als vervolgstap een bruggetje maken. Bijvoorbeeld naar de zonnekoning (pruiken), of persoonlijke verzorging/leefomstandigheden in de middeleeuwen.
Meer ideeën voor werkvormen nodig? Kijk in ons boekje Even snel, Taal en spel.