Elke maand een nieuw lesidee bij het boek SPUL: een indrukwekkende beeldatlas met meer dan 15.000 archeologische vondsten die zijn gedaan tijdens de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Alle Amsterdamse scholen kregen afgelopen jaar het boek cadeau en wij stuurden alle scholen een lesbrief.
Deze keer een lesidee bij pagina 152 & 153 en 490 & 491 van het boek. Wil je het lesidee printen om het voor in het boek te bewaren? Download het hier. Veel plezier!
Een ding uit een ander land
De vakantie is weer voorbij. Kinderen zijn wel of niet op vakantie geweest, maar ieder kind heeft vast en zeker spulletjes (of prulletjes vinden veel ouders) meegenomen van een plek waar hij was. In SPUL staan ook voorwerpen, die van een andere plek zijn gekomen en nu in Amsterdam uit de grond zijn opgegraven. Bijvoorbeeld de speelgoedjes op pagina 490 en 491. En de Chinese vazen op pagina 152 en 153. Een goede aanleiding om te vertellen over voorwerpen bij jou thuis die uit een ander land komen.
Vragen die goed werken om het gesprek met alle kinderen op gang te helpen:
- Wie heeft er deze zomer iets meegenomen uit een ander land? Of uit
een andere plek in Nederland?
- Waar kocht je het? Of waar kreeg je het? Of waar vond je het?
- Wie vond het moeilijk om te kiezen wat je mee zou nemen? Hoe ging dat?
- Wie heeft er nog iets thuis dat hij vorig jaar of daarvoor heeft meegenomen?
- Waar bewaar je het? Hoe ziet het eruit?
- Wiens vader of moeder heeft wel eens iets meegenomen uit een ander land?
- Waar staat of ligt dat? Wordt het wel eens gebruikt? Wanneer dan? Mag je eraan komen?
- Bij wie thuis is er wel eens iets stuk gegaan dat uit een ander land kwam?
Doel
Praten over deze vragen en kinderen aan het woord laten ontwikkelt de mondelinge taalvaardigheid, gespreks- en luistervaardigheden. Om ook schriftelijke taalvaardigheid te bevorderen kunnen de kinderen een van hun ervaringen gedetailleerd op papier zetten.
Werkvorm: De voeltas
Als leerkracht verzamel je uit je eigen huis een paar spullen, die uit een ander land komen. Zorg voor variëteit in voorwerpen. Stop één voorwerp zonder dat de kinderen het zien in een ruime stoffen tas. Laat de tas rondgaan in de kring. Een voor een mogen de kinderen hun hand in de tas steken, aan het voorwerp voelen en een woord noemen over wat ze voelen, alleen dat ene woord en niet meer. De kinderen mogen niet zeggen wat het is, maar wel bijvoorbeeld ‘hard’ ‘bobbelig’ ‘rand’ ‘oor’. Doorgaan totdat niemand meer op woorden komt. Dan komt het voorwerp tevoorschijn en wordt het benoemd. Daarna weer aan ander voorwerp in de tas. Of elke dag gedurende een hele week aan ander voorwerp, ook voorwerpen die de kinderen meenemen.
Meer ideeën voor werkvormen nodig? Kijk in ons boekje Even snel, Taal en spel.