Soms vertelt een kind niet: hoe krijg je een kind dan toch aan het praten? Hieke van Til schrijft over hoe ze Karim ziet veranderen tijdens de taalronde. Eerst kijkt hij stuurs en lijkt helemaal niet betrokken, maar dan start haar zoektocht naar hoe ze hem toch aan het vertellen kan krijgen. Lees de blog over hoe haar contact met Karim verloopt en wat dat oplevert:
Spelen, drinken, regen, waterplassen op straat. In een kleutergroep van de Burgemeester de Vlugtschool in Amsterdam hebben we het over water en de verschillende ervaringen die we daarmee hebben.
De juf vraagt of ik bij Karim wil bijschrijven. Tijdens de taalronde had hij op geen enkel moment een bijdrage en bij de tweetalgesprekken luisterde hij niet en wilde hij op zijn beurt niks vertellen.
Als alle kinderen een papier en een fineliner hebben, ga ik naar Karim toe. Hij zit gebogen aan de tafel, de pen en het papier liggen nog onaangeroerd. Hij reageert niet als ik naast hem ga zitten en vraag of ik zijn verhaal zal opschrijven. Ik wacht, stel verschillende vragen, maar ik krijg geen contact. Karim kijkt stuurs voor zich uit. Dan komt Bilal naar mij toe met zijn tekening. ‘Wil je schrijven?’ vraagt hij.
Ik schuif een stoeltje naast me en zorg dat Karim mijn gesprek met Bilal goed kan horen. Bilal vertelt graag. Ik vraag door tot ik zijn verhaal goed voor me zie en herhaal wat hij vertelt om te checken of ik het goed begrijp. In overleg schrijf ik zijn verhaal onder zijn tekening. Met een schuin oog naar Karim, die tot mijn vreugde is blijven zitten, lees ik de tekst van Bilal hardop voor. ‘Klopt het zo?’ vraag ik Bilal. Die knikt tevreden. ‘Weet je wat nou leuk is?’ zeg ik tegen hem. ‘Als mama jou straks op komt halen, kun je haar laten lezen wat jij mij net verteld hebt.’ Bilal loopt trots met zijn blaadje naar de juf.
Terug naar Karim. ‘Zal ik nu jouw verhaal schrijven?’ Geen reactie, ik wil het opgeven. ‘Je mag ook naar het kiesbord, zeg maar wat je wilt.’ Karim zegt niets, maar hij blijft zitten.
Ik: ‘Weet je wat? Je mag kiezen: wil je vertellen over spelen met water of over water drinken?’
K: ‘Drinken.”
Ik: “Had je water gedronken?”
K: ‘Ja.”
Ik: ‘Zal ik dat opschrijven?
K knikt.
Ik: ‘Ik had water gedronken. Klopt dat, zal ik dat opschrijven?’
K: ‘Ja.’
Hij kijkt nu geïnteresseerd toe terwijl ik hardop voorlezend schrijf.
Ik: ‘En hoe had je dat water gedronken? Dronk je het uit een glas? Of ging je zo met je mond onder de kraan?’
Karim lacht als ik dat laatste probeer uit te beelden: ‘Neeeee, met een beker.’
Ik lach ook, want blij met zijn toeschietelijkheid: ‘Oké, jij drinkt uit een beker dus. Wat is dat voor beker, wat voor kleur heeft die?’
Karim zegt tot mijn verrassing heel gedecideerd: ‘Oranje’.
Ik: ‘Ah, een oranje beker. En is dat een stenen beker, of is die van glas?’
K: ‘Een oranje plastic beker.’ Ik schrijf het erbij.
‘En is die beker alleen van jou of staat hij bij de kraan voor iedereen?’
K: ‘Hij staat bij de kraan.’
Zo is het voor de eerste keer genoeg. Ik lees zijn tekst voor en Karim is tevreden. Maar als ik hem om een tekening vraag, trekt hij gelijk zijn stuurse gezicht: ‘Dat kan ik niet.’Ik: ‘Dan doen we dat samen, wil je dan wel?’
Karim knikt en ik pak zijn hand met de pen. Samen zetten we de eerste zijlijn van de beker op papier. Daarna de bodem. ‘Het is al bijna een beker, alleen valt het water er nu nog aan de zijkant uit, teken jij dat even?’ Ik moet zijn hand weer pakken. Maar als ik die vlug loslaat, tekent hij zelf het water en de bovenkant van de beker. Op dezelfde manier, eerst samen maar al snel Karim alleen, tekenen we hemzelf er ook bij.
Bij het voorlezen van de teksten in de kring zie ik een andere Karim. Hij luistert, doet mee en straalt als zijn tekst aan de beurt is.