Hoe krijgen we laagtaalvaardige ouders aan het voorlezen? Lisa van der Winden boog zich de afgelopen maanden met medewerkers van meerdere bibliotheken over deze vraag. Ze gebruikte daarbij de filmfragmenten die we maakten in samenwerking met Boekstart, waarin we voorlezende ouders zien met kinderen tussen de 3 maanden en 2,5 jaar. De filmfragmenten stippen allerlei voorleesvaardigheden aan die we meestal als vanzelfsprekend beschouwen, maar die voor veel ouders helemaal niet zo natuurlijk zijn. Over je kind volgen of juist niet, over het kiezen van een boek, over aandacht en afleiding. En over de steeds terugkerende vraag: in welke taal moet je eigenlijk voorlezen? Lees in de blog van Lisa haar antwoord.
————————————————————————————————————————————–
Interesse in een training, workshop of lezing over hoe je laagtaalvaardige ouders aan het voorlezen krijgt? Neem vrijblijvend contact met ons op!
————————————————————————————————————————————–
Blog: ‘In welke taal moet ik voorlezen?’
Steeds hoor ik deze vraag terugkomen. Vaak door andertalige ouders of leerkrachten. En vandaag ook in een training van bibliotheekmedewerkers. Een van de medewerkers heeft er vroeger zelf mee te maken gehad: ‘Mijn ouders hadden gehoord dat je Nederlands moet praten, dus dat deden ze met mij. Dat heeft mij helemaal niet geholpen. Toen ik zelf een zoontje kreeg, heb ik dat anders gedaan!’
Vroeger werd inderdaad geadviseerd om altijd Nederlands te praten met je kind en soms is deze onwetendheid nog altijd hardnekkig. Onderzoeken bewijzen keer op keer dat het tegendeel waar is. Het is belangrijk dat kinderen hun moedertaal zo goed mogelijk leren: als je een stevige basis hebt, kun je daarna gemakkelijker andere talen leren. Maar het blijkt dat dat advies nog niet bij iedereen is ingedaald.
Ik vertel vandaag de bibliotheekmedewerkers over een cursus Voorlezen die ik gaf aan anderstalige ouders. Deze ouders hebben vaak stress over voorlezen en vinden dat het in het Nederlands moet: ‘Mijn dochter moet toch Nederlands leren? De juf zegt dat ik 15 minuten per dag moet voorlezen. Maar dat lukt niet: mijn dochter vindt het niet leuk en ik kan het niet goed.’ Aan de bibliotheekmedewerkers laat ik zien hoe ik ouders van die stress af help en tegelijkertijd ervan overtuig dat het voorlezen niet altijd in het Nederlands hoeft. Ik laat ouders inzien dat zij als doel van het voorlezen geen cognitief doel hoeven te kiezen, maar dat een sociaal emotioneel doel veel belangrijker is: ik verleg de focus op leesPLEZIER.
Ik laat de bibliotheekmedewerkers zien dat een simpele beeldspraak van een wenteltrap daarbij helpt. Ouders staan beneden aan die wenteltrap met hun peuters en kleuters en kunnen ervoor zorgen dan ze omhoog gaan, in plaats van naar beneden. Ouders gaan zorgen voor leesplezier, waardoor de kans groter is dat een kind met meer plezier zelf later gaat lezen. Waardoor het kind meer en daardoor ook beter gaat lezen, zodat de kans groter wordt dat ze een betere schoolcarrière tegemoet gaat. De ouders snappen het beeld van de wenteltrap: er gaat vaak een zucht van verlichting door de klas als ze begrijpen dat zij hun kinderen helemaal geen nieuwe woorden hoeven te leren tijdens het voorlezen en dat het boek niet persé uit hoeft.
Ook, dat het vooral gezellig moet zijn met een boek, snappen ouders, maar moet dat dan in het Nederlands? ‘Niks MOET’, leg ik uit. Je bent zelf de baas over wat je wil met een boek: hoe kan jij het voorlezen voor je kind en voor jezelf zo plezierig mogelijk maken? In welke taal spreek je dan, wat voor boek kies je en welke tijd van de dag, wat doe je met het boek? Ouders komen los: ze vertellen elkaar over wanneer ze lol hebben met hun kinderen. Een moeder vertelt: ‘Ik hou van koekjes bakken met mijn zoon. Zijn er ook kookboeken voor kinderen? Dan ga ik die bij de bibliotheek halen en gaan we samen lezen in een kookboek. En eruit koken!’
‘En gaan ouders dat dan ook doen?’, de bibliotheekmedewerkers zijn er nog niet gerust op. Niet voor iedereen is het gelijk gemakkelijk om leesplezier over te brengen of om in hun eigen taal voor te lezen. Daarom oefenen we met de ouders. Hoe doe je dat bijvoorbeeld als er geen boeken in de bieb te vinden zijn in je eigen moedertaal? We bekijken daarvoor een van de filmpjes die we maakten in opdracht van Boekstart. We zien een Ghanese moeder voorlezen aan haar dreumes.
Eerst in het Nederlands: een Maan-Roos-Vis-boekje voor beginnende lezers. Ik vertel de bibliotheekmedewerkers dat ik ouders tijdens het kijken laat letten op het kind: wat doet ze tijdens het lezen? De ouders kunnen het vaak samen goed benoemen: ze kijkt niet naar het boek, wil het boek uit de handen trekken van haar moeder, ze is niet betrokken. Dan pakt de moeder een ander boek: een boek zonder tekst, maar met grote beeldende platen. Ze vertelt erbij in haar moedertaal: ze doet niets bijzonders, maar vertelt gewoon wat ze ziet. Je ziet haar dochter veranderen: ze luistert naar haar moeders stem, kijkt naar het boek en lacht zelfs een piepklein lachje. Ouders raken door dit filmpje vaak overtuigd van het belang van voorlezen in je eigen taal en zien dat deze moeder dat gewoon kan en dat het geen hogere wiskunde is. De bibliotheekmedewerkers raken overtuigt van de werking van de filmpjes. Een van hen zegt: ‘Wat een goed fragment: je kan soms wel zeggen tegen een ouder dat het beter is om in je eigen taal voor te lezen, maar hier zie je gewoon het verschil!’
——–
De filmfragmenten met kinderen tussen 3 maanden en 2,5 jaar en bijbehorende kijkvragen maakten we in opdracht van Boekstart. Ze zijn beschikbaar voor bibliotheken die met Boekstart werken.
In eigen beheer maakten we al eerder voorleesfilmpjes met kinderen tussen 2,5 en 5 jaar. U vindt ze op www.taallerenopeigenkracht.nl.